Bij signaalwoorden van argument wordt er een uitspraak gedaan die wordt ondersteund met een argument. Een argument kan een reden of een voorbeeld zijn. Het verschil tussen een reden en een voorbeeld is dat er bij een reden wordt aangegeven waarom iemand iets wel of niet doet en bij een voorbeeld wordt er iets nagedaan, iets gemaakt of iets laten zien om iets te verduidelijken.
Ik zou graag Spaans willen leren spreken, omdat ik vaak naar landen ga waar ze deze taal spreken (reden).
Als ik een hond neem, wil ik alleen een grote hond. Zo'n hond als mijn buren ook hebben bijvoorbeeld (voorbeeld).
Ik zou graag goed Engels willen leren praten (uitspraak), want het is een wereldtaal (argument).
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord want dat er een argument komt. In bovenstaand voorbeeld gaat het om een reden, want er wordt aangegeven waarom iemand goed Engels wil kunnen praten.
Omdat mijn buren een hele mooie en fijne auto hebben (argument), wil ik zo'n zelfde auto (uitspraak).
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord omdat dat er een argument komt. In bovenstaand voorbeeld gaat het om een voorbeeld, want er wordt een voorbeeld gegeven van wat de persoon wil (dezelfde auto als zijn buren).
Signaalwoorden van argument zijn bijvoorbeeld:
- omdat
- daarom
- want
- zoals
- als
- bijvoorbeeld
- net als