Als je vaak door iemand wordt voorgelezen, vergroot je je luistervaardigheid. Bij luistervaardigheid gaat het om het begrijpen van dat wat je hoort. Je geeft betekenis aan de klanken die je hoort. Als de persoon die jou voorleest over een hond leest, moet jij weten wat een hond is. Je moet in je hoofd een beeld kunnen vormen van een hond. Als je in je hoofd een beeld vormt van iets, maak je eigenlijk een plaatje in je hoofd. Hiervoor gebruik je je fantasie. Bij luistervaardigheid gaat het om een aantal belangrijke vaardigheden, zoals:
Een beschrijving volgen
Leest de voorlezer een stukje tekst voor dat gaat over de route van school naar de supermarkt?
Dan moet jij in je hoofd een beeld kunnen maken van die route.
Gevoelens en meningen kunnen begrijpen en waarderen
Leest de voorlezer een stukje tekst voor dat gaat over een persoon met gevoelens en meningen?
Dan moet jij kunnen begrijpen waarom die persoon die gevoelens of meningen heeft.
Waarom is de persoon uit de tekst blij of verdrietig?
Je kunt een mening hebben over de gevoelens of meningen van de persoon, maar je moet ze wel accepteren.
De bedoeling of boodschap van een tekst kunnen beoordelen
Waarom heeft de schrijver deze tekst geschreven en wat is het doel van de tekst?
Deze vragen kunnen je helpen bij het beoordelen van de bedoeling of boodschap van een tekst. Je moet zelf een mening vormen over de tekst en over de schrijver.
Een uitleg kunnen begrijpen
Leest je juf of meester tijdens de les rekenen zo'n lastige verhaalsom voor?
Deze som moet je kunnen begrijpen zonder dat je hem zelf op papier ziet staan. Op het moment dat je juf of meester de som voorleest, moet jij in je hoofd een beeld maken van de som.
Je moet als luisteraar dus heel goed luisteren naar de voorlezer. Als je goed luistert naar de voorlezer, leer je een tekst goed te begrijpen zonder dat je hem zelf leest. Zo ontwikkel je leesbegrip. Als je bij alle personenen en gebeurtenissen uit de tekst een beeld in je hoofd kunt maken, kun je je goed inleven in het verhaal. Hoe beter je naar de voorlezer kunt luisteren, hoe beter je een beeld in je hoofd kunt maken van de tekst en hoe beter je de tekst begrijpt. Om zeker te weten dat je goed hebt geluisterd, kan de voorlezer jou na het lezen vragen stellen over de gebeurtenissen uit de tekst en over de kenmerken van de tekst. Als jij deze vragen juist kunt beantwoorden, heb je goed geluisterd!
Voorlezer: Luister maar naar eens goed naar het volgende stukje tekst: 'Ik ga vandaag samen met Siem logeren', roept Mila vrolijk door de klas. 'Op de boerderij van opa Toon'. 'Waarom ga je naar een boerderij?' vraagt Freek.
Als jij naar dit stukje tekst luistert, moet je in je hoofd een beeld kunnen maken van Siem, een vrolijke Mila, de boerderij van opa Toon en van Freek. Je hebt meteen een beeld in je hoofd van de personen en de gebeurtenissen waar de voorlezer over leest.
Als de voorlezer klaar is met lezen, kun je hem tips of complimenten geven over hoe hij heeft gelezen.
Misschien las de voorlezer iets te snel?
Of misschien vond je het leuk dat de voorlezer gebruik maakte van verschillende stemmetjes?