In deze oefening leer je:
Wat ga je lezen?
Je gaat een verhaal lezen over de sinterklaasviering op basisschool De Wegwijzer. Tijdens het lezen let je goed op wie de hoofdpersoon is. Over wie kom je het meest te weten?
In een tekst wordt vaak gebruikgemaakt van verwijswoorden. Dit zijn woorden die verwijzen naar een woord of een (deel van een) zin die daarvoor of er vlak na wordt genoemd. Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, zij, het, hen, hun, deze, die, die, dat, wat, ...
In het verhaal staan soms ook een oorzaak met gevolg genoemd. Er gebeurt iets, dat noemen we de oorzaak. Wat er naar aanleiding daarvan gebeurt, noemen we het gevolg.
