Wat ga je doen?
Je gaat enkele gebeurtenissen lezen die Pepijn heeft meegemaakt. Deze heeft hij opgeschreven in zijn dagboek dat hij van zijn oma heeft gekregen voor zijn twaalfde verjaardag.
Er gebeurt iets, dat noem je de oorzaak. Wat er daarna gebeurt, heet het gevolg. Zonder oorzaak is er geen gevolg. Let goed op de signaalwoorden waardoor, daardoor, hierdoor, doordat, zodat, omdat, vanwege en hoe komt het dat ... Die kondigen aan dat er een oorzaak met gevolg is. Deze signaalwoorden hoeven er niet altijd bij te staan! Lees het voorbeeld maar eens:
Pepijn voelt zich verdrietig. Hij heeft nog niets gehoord van Rosemarijn.
Oorzaak Hij heeft nog niets gehoord van Rosemarijn.
Gevolg Pepijn voelt zich verdrietig.
Hoe zou Pepijn zich de afgelopen dagen gevoeld hebben?