Wat ga je doen?
Voordat je gaat lezen, let je eerst goed op de titel, de plaatjes, de tussenkopjes en op opvallende woorden of getallen. Lees ook van iedere alinea de eerste en de laatste zin. Waar denk je dat het verhaal over gaat? Misschien weet je al iets over het onderwerp.
Je gaat een verhaal lezen over Tijl Uilenspiegel. Wil je het verhaal navertellen? Lees dan alles heel langzaam en denk goed na over wat je leest. Wie doen er mee in het verhaal? Wat lees je over deze (hoofd)personen?
Let tijdens het lezen goed op de verwijswoorden. Deze verwijzen naar mensen, dieren of dingen. Dit zijn onder andere: hij, zij, het, hen, hun, deze, die, dit, dat, wat...
Welke oplossing bedenkt Tijl voor het probleem van de buurman?