In deze oefening leer je:
Wat ga je lezen?
Je gaat een tekst lezen over Madelon. De ouders van Madelon hebben weinig geld. Hierdoor vieren ze bij Madelon thuis niet echt Kerstmis. Maar dan komt Madelon een hele aardige man tegen.
Oorzaak met gevolg
Er gebeurt iets, dat noem je de oorzaak. Wat er daarna gebeurt, noem je het gevolg. Let goed op signaalwoorden: waardoor, daardoor, hierdoor, doordat, zodat, omdat, vanwege, want ... Die geven aan dat er een oorzaak met gevolg is. Deze signaalwoorden hoeven er niet altijd bij te staan.
Letten op details in de tekst
Om een tekst te begrijpen heb je vaak alleen de belangrijkste woorden of zinnen nodig. Om meer te weten te komen over de hoofdpersoon of belangrijke kenmerken, heb je meer details nodig. Deze details geven je belangrijke informatie. Hiervoor moet je de tekst of een alinea heel precies lezen. In de plaatjes kunnen ook belangrijke details staan.