In deze oefening leer je:
Wat ga je lezen?
Je gaat een verhaal lezen over dieren in het bos. Het is de laatste dag van het jaar. Vanavond wordt er vuurwerk afgestoken. Konijn vindt vuurwerk eng. Het maakt te hard geluid voor hem. Hoe kan hij toch van het vuurwerk genieten?
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord of een (deel van een) zin. Dat andere woord kan al genoemd zijn in de tekst. Het kan ook vlak na het verwijswoord genoemd worden. Verwijswoorden verwijzen naar mensen, dieren of dingen. Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, zij, het, hen, hun, deze, die, dit, dat, wat ...
Beer pakt een glas melk. Hij drinkt de melk op.
Hij verwijst hier naar Beer.
Hoe voelt Konijn zich als hij naar het vuurwerk kijkt?